Khoda Hafez Iran

“Shopping is only just the beginning” aldus de slogan van de shoppingmall op de hoek. Ik zit alweer een week in het ultra decadente Dubai en na twee maanden Iran is het even flink omschakelen naar de realiteit van deze kunstmatige zeepbel in het Midden Oosten. Ik denk terug aan al onze avonturen in Iran en de vele lieve mensen die we daar hebben ontmoet…

Iran

Eindelijk naderen we Iran! We hebben hier zo lang naar uitgekeken. Zijn de mensen er echt zo gastvrij zoals we van iedereen horen? De autoriteiten echt zo gemeen en harteloos? Kunnen we echt niet naar een Perzische schone glimlachen zonder aangehouden te worden? Is het eten op straat echt waardeloos? We zijn zo nieuwsgierig en kunnen haast niet wachten om het allemaal zelf te ervaren.

Zo’n 30km van de grens met Iran ligt het stadje Dugubeyazit. Je voelt dat je dicht bij de grens zit; veel handel op straat, geldwisselaars en flarden Farsi. Door het huidige embargo is Iran niet aangesloten op het internationale banknetwerk en zodoende kan er geen geld opgenomen worden. Pin noch creditcard. We zijn dus genoodzaakt om van tevoren een flinke lading duiten in te slaan. Eerst een berg Turkse Lira’s opnemen en die vervolgens omwisselen naar Euro’s. Het is lastig in te schatten hoeveel je voor twee maanden nodig hebt. We hebben gehoord dat het er vrij goedkoop is maar hebben geen weet van de exacte prijzen en kunnen moeilijk een concrete berekening maken. Uiteindelijk kiezen we ervoor om het maar zo ruim mogelijk in te schatten. Het is immers beter om geld over te houden dan zonder komen te zitten. Ik voel me wel ietwat ongemakkelijk met zoveel geld op zak en hoop dat Iran echt zo veilig is als ik van menig reiziger heb mogen vernemen.

Met een zalig zonnetje rijden we langzaam Dugubeyazit uit op weg naar de grens. We passeren Mount Ararat en voelen ons betoverd door haar schoonheid. Er is geen vuiltje aan de lucht en we hebben een perfect zicht op deze bijzondere berg die een zeer belangrijke rol speelt in de (plaatselijke) geschiedenis. Zo wordt de Ararat aanbeden door de Armeniërs die de berg wrang genoeg vanuit Yerevan in de verte zien liggen, wetende dat het zich op huidig Turks grondgebied bevindt. Natuurlijk moet daar op de top bovendien ook nog ergens een ouwe schuit onder de sneeuw bedolven liggen, achtergelaten door ene Noah die met z’n beestenboel door Jaweh werd gematst en ternauwernood aan de zondvloed kon ontsnappen. De enige beesten die wij daar zijn tegengekomen zijn de kongals; vervaarlijk ogende herdershonden van Koerdische komaf die ons langs de weg met gemeen geblaf toejuichen. Soms worden we even achterna gezeten maar ze lijken te lui te zijn om echt toe te happen. Gewoon lekker fietsertjes plagen, je moet toch wat als een schurftige herdershond.

Eindelijk komen we dan bij de grens aan! Overal Turkse vlaggen en leuzen zoals “hoe blij is hij die kan zeggen dat hij een Turk is”. De Turkse staat is nog relatief jong en vooral in het Oosten waar aardig wat minderheden wonen wordt er tijd noch moeite bespaard om de Turkse identiteit goed erin te peperen bij de locals. Het is dan ook een regio waar tot op de dag van vandaag lang slepende conflicten zich voortzetten en niet spoedig tot een einde lijken te komen. Zo was er tijdens ons kortstondig verblijf in Dugubeyazit ‘s nachts artillerievuur te horen afkomstig van de Ararat. PKK rebellen vs het Turkse leger zo bleek de volgende ochtend.

Het passeren van de Turkse douane was een kwestie van een paar minuutjes. Bij het naderen van de Iraanse zijde werd ons spoedig duidelijk wat ons te wachten stond.. Luid geschreeuw, dozen in de lucht over en weer, vrouwen die bezig zijn de haren weer te bedekken en natuurlijk grote portretten van de Ayatollah’s Khomenei en Khamenei die scherp toekijken of er echt geen haar meer te zien is. Chaos alom en wij worden in een kolkende massa naar voren gedreven waar we uiteindelijk bij een groot hek tot een halt komen. We kijken toe hoe militairen genieten van hun autoriteit en mondjesmaat mensen door het hek toelaten. Met onze fietsen passen we niet door de kleine doorgang en moeten we wachten tot het grote hek geopend wordt. Eenmaal aan de andere zijde worden we gesommeerd door een jonge soldaat om onmiddellijk mee te komen. We verwachten een klein kamertje waar we met een kalashnikov tegen het hoofd alle staatsvijandelijke informatie moeten opbiechten. Waar we terecht komen is echter erger dan dat. Een grote hal waar honderden reizigers in geïmproviseerde rijen geërgerd staan te wachten op iets wat nog lang niet lijkt te gaan komen. De soldaat begint te brullen en er ontstaat een gat in de massa. Wij worden met fiets en al naar voren geduwd en staan plots helemaal vooraan. De soldaat gaat er met onze paspoorten vandoor en komt een paar minuten later terug met de mededeling dat we daar moeten blijven staan. Na enige tijd beginnen de rijen te bewegen en zich te hervormen. We hebben geen idee wat we moeten doen en mensen om ons heen kijken ons ook met vragende blikken aan. Uiteindelijk worden we geholpen door een jongeman die onze paspoorten overneemt en uiteindelijk de dienstdoende douaniers zo lang lastig valt dat ze geërgerd een stempel zetten en wij uiteindelijk de grens over kunnen. Gegroet Iran!

Het is een bijzonder gevoel om dan eindelijk het land binnen te rollen waar we het zoveel over hebben gehad, met elkaar en andere reizigers onderweg. Opeens ligt er een nieuw land voor je met nieuwe avonturen en nieuwe verhalen die in je gaan zitten en onderdeel gaan uitmaken van wie je bent. We kunnen ons enthousiasme niet bedwingen en met een luide kreet rollen we de berg af om in het grensstadje onze eerste Iraanse maaltijd te nuttigen (later meer over hoe we over de Iraanse keuken denken). Met een volle maag fietsen we de Perzische horizon tegenmoet..

Onze eerste nacht brengen we door in Maku, zo’n 50km van de grens gelegen. Een fraai stadje, niet te klein en niet te groot, ideaal om geleidelijk aan met Iran kennis te maken. De plaatselijke bevolking bestaat grotendeels uit Azeri’s en spreekt dan ook overwegend Azerisch, zeer nauw verwant aan het Turks. Ietsje meer naar het noorden bevindt zich het land Azerbeidzjan maar wij bevinden ons in de provincie Azerbayzan-e. De Azeri’s vormen naar mijn weten de grootste minderheidsgroep in Iran (je hebt hier Koerden, Lori’s, Armeniërs, Turkmenen, Afghanen, Baluchi’s etc) en zijn behoorlijk vermogend door de geografische ligging aan twee landsgrenzen en de handelsactiviteiten die daaruit voortvloeien. We vinden een goedkoop hotelletje; de zogenaamde “mosafar khane” waar je voor een paar euro’s een soort van bed krijgt (het is eigenlijk meer een plank met een dik laken en vier ongelijke poten) en als je geluk hebt wordt je ‘s nachts niet opgegeten door de kakkerlakken.

De eerste dagen trappen we rustig richting Tabriz alwaar we ons eerste couchsurf adresje hebben. Onderweg genieten we ervan hoe Iran zich ontvouwt; de landschappen wisselen bergen af met weidse vergezichten, we maken hier en daar kennis met de ongelooflijke Iraanse gastvrijheid (hier meer over later) en het weer lijkt ons na vier maanden nog steeds niet in de steek te laten! Het is overdag plusminus 15c met een zonnetje, maar ‘s nachts moeten we ons dik inpakken want dan zakt de temperatuur tot het vriespunt.

Bij het binnenrijden van Tabriz heb ik m’n tweede en derde lekke band tijdens de trip. Eventjes eerder hadden we een lunch genoten in een veld met akelige doornstruikjes en is er het een en ander doorgeglipt. Met een kleine vertraging rijden we dan eindelijk de stad binnen en worden we als winnende wielrenners toegejuicht. Helaas is de euforie van korte duur want we kunnen onze couchsurf host niet bereiken en raken geheel verdwaald in deze toch wel behoorlijke stad. Het mooie van Iran is dat je je nooit zorgen hoeft te maken wanneer je verdwaald raakt. Zodra je ook maar een ogenblik even een verwarde blik tevoorschijn tovert komt er onmiddellijk iemand op je af om zich over je te ontfermen. Zo maakten we uiteindelijk kennis met een vriendelijke local die ook op de fiets was (zeer uitzonderlijk) en ons uiteindelijk na contact met onze host naar onze slaapplek heeft geloodst ver in de buitenwijken. We hadden aanvankelijk voor ogen om slechts twee nachtjes in Tabriz te verblijven maar na kennismaking met een aantal vriendelijke studenten die ons hadden uitgenodigd om bij hen een avondje te jammen, hebben we er nog maar vijf nachtjes aan vastgeplakt. Bijzonder interessant om meer te weten te komen over de belevingswereld van Iraanse studenten en hoezeer ze te lijden hebben onder het juk van de heersers (politieke zowel als geestelijke alhoewel deze in Iran natuurlijk hand in hand gaan).

In Tabriz dienen we een beslissing te maken wat betreft de verdere voortzetting van de reis. Gaan we door Kurdistan naar het zuiden of zetten we koers naar het oosten om via de kust van de Kaspische Zee uiteindelijk in Teheran te geraken. Persoonlijk ging mijn voorkeur uit naar Kurdistan maar gelet op de barre weersomstandigheden in die contreien zouden we er verstandiger aan doen om richting de Kaspische Zee te gaan. Een prima keuze zo zou later blijken en Kurdistan blijft daar nog wel even liggen voor een later bezoek.

De overgang naar de kuststreek is overweldigend. Enige dagen na ons vertrek uit Tabriz fietsen we uiteindelijk geleidelijk aan de bergen in en zien we zowaar hier en daar een klein bosje bomen. Sinds Oost-Turkije fietsen we vrijwel non-stop door woestijnachtige gebieden waar vrijwel geen boom te vinden is. Pal naast de snelweg loopt een kabbelend riviertje en we zien vele locals op een kluitje bij elkaar zitten, genietend van geïmproviseerde barbecues en vele theetjes. We komen vele plekjes tegen die er veel aantrekkelijker uitzien en verder van de smerige weg liggen maar waar geen kip te zien is. Rare jongens die Perzen. Of ben ik hier de rare jongen?!

We stijgen en stijgen en komen uiteindelijk bij een lange tunnel uit. Het landschap is iets groener dan eerder maar nog steeds is het een tamelijk dorre boel. Eenmaal de tunnel aan de andere kant uitgekomen lijkt het alsof we in een jungle zijn uitgekomen. Het is er groener dan groen, klammer dan klam en bijzonder mooie vergezichten met de Kaspische Zee aan de verre horizon. Het doet me sterk denken aan de omgeving van Batumi (Georgië) maar ook beelden van Laos schieten door m’n hoofd. We zijn blij eindelijk de gortdroge landschappen voor een tijdje achter ons te laten en als koningen rollen we bergje af door een dikke mistlaag het groene dal in…

De kust zelf is helaas niet zo fraai als de bergweg ernaar toe. Het strand ziet er vervuild en verwaarloosd uit. De zee, zo heb ik me laten vertellen, is er niet veel beter aan toe. Ze moet bijkomen van een aantal decennia aan giflozingen voornamelijk op rekest van de Soviet Unie. We fietsen over een drukke snelweg door dikke dieselwalmen en aan weerszijden kijken we uit op gedumpt afval. Zaten we echt slechts een paar uur eerder in dat groene paradijs? Tijdens onze trip ergeren we ons kapot aan de laksheid van mensen wat betreft het roekeloos dumpen van afval. Ik begrijp dat in veel landen de infrastructuur voor vuilverwerking verre van adequaat is en dat de overheid meer moeite moet doen op het gebied van verwerking en voorlichting. Echter, de burger mag ook wat meer initiatief en “goodwill” tonen. Fiets je door een prachtig natuurgebied, komt er een auto voor je rijden en kiepert zo een vuilniszak door het raam. Triest.

De avond nadert en we kijken om ons heen of we ergens een geschikt slaapplekje kunnen ontwaren. Plots komen we in een in chaotische mensenmenigte terecht. Het blijkt een speciale dag te zijn waarop de overledenen worden herdacht. We passeren een begraafplaats en zien uitgelaten families picknicken en kinderen spelen op de grafstenen van hun overleden familieleden. Ik vind het wel mooi om te zien hoe de mensen op deze manier contact blijven houden met hun dierbaren. We moeten echter snel verder want het begint echt donker te worden en ‘s nachts fietsen doen we toch liever niet. Eventjes verderop worden we staande gehouden door een man die zich voorstelt als de plaatselijke docent Engels en van zijn studenten heeft vernomen dat er twee fietsers zijn huis zullen passeren. Hij nodigt ons uit voor een warme maaltijd, hete douche en een zacht bed voor de nacht. Tsja, wie zijn wij om zo’n voorstel te weigeren?! Uitgeslapen en met een volle maag fietsen we de volgende ochtend weer verder. We hopen zo’n 160km weg te kunnen beuken. De wind is aan onze kant vandaag dus dat moet wel lukken. Ik vlieg vooruit en vind dat alles lekker gaat; zonnetje, wind mee, swingend muziekje op de achtergrond.. Totdat ik opmerk dat Shaun niet meer achter me fietst. In de verste verte niet. Ik besluit om maar even te stoppen en een pauze te nemen totdat Shaun weer back in the picture is. Het gebeurt wel vaker dat we elkaar even uit het zicht verliezen ivm een kleine reparatie of wanneer we voor de zoveelste keer weer eens staande worden gehouden voor een gesprek of foto. Na een kwartiertje komt er een auto naast me tot stilstand met Shaun op de achterbank. Hij is aangehouden door een vriendelijke snuiter die ons bijna smeekte om toch alsjeblieft minimaal een nachtje bij hem door te brengen. “We can dance, sing, hike in the mountains, eat delicious food and you will experience the real Iran!!!” en liet ons een boek zien met referenties van negentig eerdere reizigers die hij in de afgelopen drie jaar van de weg heeft weten te plukken. Ach, een rustdag kan niet zoveel kwaad na al onze dagen van knoeste arbeid. Onze gastheer Yasser nam ons mee naar z’n gemoedelijk huisje midden tussen de kiwi plantages en pas na drie nachten zaten we weer op de zadels.

De gastvrijheid in Iran is werkelijk ongelooflijk en hartverwarmend. Auto’s die naast je rijden om je een tas met mandarijnen te overhandigen (op een bepaald moment moest ik ze bijna weigeren omdat ik al een paar kilo aan fruit achterop had zitten) een volledig gesluierde vrouw die je een hand koekjes en bonbons overhandigt, en de vele uitnodigingen om bij mensen onderweg de nacht door te brengen. “Mister, i know what it’s like to be a stranger and it’s important to make a stranger feel at home and that he knows he has some good friends when he’s away from his loved ones”. Sommige mensen bij wie we verbleven kenden goed Engels en hebben het zo verwoord, en zij die het Engels niet machtig waren vertelden het ons met hun warme glimlach en fonkelende ogen. Af en toe wordt de gastvrijheid een beetje teveel van het goede. Alles willen ze voor je betalen omdat je hun gast bent. We hebben vaak bijna een gevecht moeten leveren om zelf te kunnen betalen. “Please Mister Maarten, you are making me feel ashamed.. here is your money, i pay”.

Het fietsen langs de kust is bijzonder aangenaam. We hebben vrijwel alle dagen wind mee, zacht zonnetje en het vuil langs de weg lijkt ietsje minder te worden (of we raken er gewoon aan gewend). Na enige dagen bereiken we Challus vanwaar we de beruchte bergweg naar Kharaj (30km ten westen van Teheran) willen nemen. Berucht vanwege steile afgronden, zeer druk verkeer op een krappe tweebaansweg en grote kans op hevige sneeuwbuien tijdens de winter. We stijgen geleidelijk aan maar het is weer flink wennen na een week slechts over de vlakke weg langs de kustlijn te hebben gefietst. Op een bepaald moment gaan we dan echt serieus omhoog en moeten we alles uit de kast halen om ons een weg omhoog te beuken. Gelukkig is het een doordeweekse dag en valt het op zich nog wel mee met de drukte van het verkeer. Bij het naderen van de avond neemt de dag plots een ietwat vervelende wending. Reeds tweemaal wordt ik bijna van de weg gereden door idiote grappenmakers. Ze komen keihard op me afrijden en raken me net niet, maar ik raak wel van de weg af en moet goed opletten dat ik niet een ravijn inflikker. Ik raak zo geïrriteerd dat ik in een waas een steen oppak en me voorneem om bij de volgende idioot die me zoiets flikt een steen tegen z’n koekblik te smijten. Gelukkig kom ik onmiddellijk tot inkeer en realiseer me dat dat toch wel een belachelijk slecht plan is. Ik gooi de steen weg en kom tot het inzicht dat ik beter tot tien kan tellen en het voorval snel vergeten. Eventjes later komt er weer een auto op me afrijden en ik verlies het eventjes helemaal. Ik vergeet tot tien te tellen en in plaats daarvan lanceer ik een flinke fluim richting de bestuurder. Helaas voor de bestuurder, en voor mij zo zou later blijken, had hij zijn raampje open.. Ik kom onmiddellijk tot het besef dat ik toch beter tot tien had kunnen tellen. Het is weliswaar geen steen maar toch. Na enige tellen komt dezelfde auto met een noodgang voorbijgereden en parkeert ‘m recht voor m’n neus. Er komt een kerel uitgestapt met een gezicht rood van woede en bloeddoorlopen ogen. Ik stap af en stel me in op het incasseren van een paar rake klappen. Meneer loopt echter richting de kofferbak en ik vrees het ergste; misschien is hij van een beruchte familie en knalt hij me met een dubbelloops jachtgeweer overhoop om z’n eer te verdedigen. Ietwat opgelucht ben ik wanneer ik zie dat hij een ferme stok tevoorschijn tovert. Ik probeer in het Farsi m’n excuses aan te bieden; “babakshid babakshid!!!”. Helaas heeft dat weinig zin en ik krijg een paar rake klappen voornamelijk op m’n dijbeen. Na mij kort te hebben afgeranseld loopt hij naar m’n fiets en begint daar flink op los te meppen. Vervolgens komt hij mijn kant weer op maar wordt nu tegengehouden door z’n vriend en een aantal passanten die hun auto’s aan de zijkant van de weg hebben gezet en mij proberen te helpen. M’n aggressor probeert me nog een keer te raken maar wordt gelukkig tegengehouden door een aantal stevige kerels. Uiteindelijk gaat hij er in een noodgang in z’n auto vandoor. Ik sta nog flink te shaken van de schok wanneer mensen zich om me heen verzamelen en me gerust proberen te stellen. Ik ben op dat moment alleen maar geïnteresseerd in de toestand van m’n fiets. Gelukkig valt het allemaal wel mee. Een paar schrammen en m’n schakelsysteem heeft een flinke oplawaai gekregen. Eventjes verderop is er een restaurantje en ik wordt verzocht om daar even te zitten om bij te komen en de ambulance af te wachten die onze kant opkomt. Ik vind dat een beetje overbodig maar misschien wel een goed idee om even een theetje te drinken voor de schrik. Inmiddels arriveert er een ambulance en twee ambulancebroeders komen op me af en beginnen spontaan overal te voelen en te knijpen. Ik probeer ze duidelijk te maken dat het allemaal wel meevalt. “I only have some sore spots on my leg” waarop ik vervolgens in m’n nek wordt geknepen en gevraagd wordt of dat pijn doet. “Yes, that hurts, so what?”. De ambulancebroeder lacht, ik moet een papiertje ondertekenen en ze scheuren er weer vandoor. Op weg naar een volgend slachtoffer dat even goed in z’n nek geknepen moet worden om er weer helemaal bovenop te komen.

Shaun is inmiddels ook gearriveerd. Hij lag ietsje voor op mij en een vriendelijke passant heeft ‘m van de weg geplukt en terug naar beneden gestuurd. We babbelen met wat mensen en uiteindelijk weten we een slaapplekje te regelen in een pension in aanbouw bij een nabijgelegen restaurant. Nadat we wat hebben gegeten staat opeens de vriend van m’n agressor voor m’n neus. Of ik even mee naar buiten wil komen. Ik ben uiteraard behoorlijk argwanend en vertrouw het niet onmiddellijk. Hij vertelt me dat z’n vriend buiten staat te wachten om z’n excuses aan te bieden. Hij is aangehouden door de politie (iemand heeft z’n kenteken doorgegeven) ze hebben z’n auto geconfisceerd en hij kan rekenen op een fikse straf. Hij verzoekt me om alsjeblieft de klacht in te trekken zodat hij niet in de problemen komt met de justitie. Ik ga hier onmiddellijk mee akkoord. Ik kan dan wel m’n poot stijf houden en zorgen dat hij z’n verdiende straf krijgt, maar ik vind het geen fijn idee dat we straks moeten uitkijken voor een aantal rancuneuze vrienden/familileden. Uiteindelijk ga ik met ze mee naar het politiebureau. Het bureau zit vol met agenten en ten overstaan van de gehele kliek moeten we handjes schudden en een elkaar een hug geven. Ik had verwacht dat de snorrenclub in lachen zou uitbarsten maar ze kijken me aan met bloedserieuze koppen. Ik mag weer een papiertje ondertekenen en voila, vergeven en (nog niet) vergeten. Ach, zo raak je nog eens aan een apart verhaal..

De volgende ochtend zou blijken dat het klimwerk van de dag eerder in het niets valt in vergelijking met wat ons de dag erop te wachten zou staan. De ganse dag gaat het vrijwel loodrecht omhoog en meer dan 7km per uur halen we er niet uit. Tegen het einde van de dag zijn we naarstig op zoek naar een geschikte slaapplek. Goedkope hotelletjes onderweg zijn non-existent en buiten slapen is gelet op de vrieskou niet echt een realistische optie. Het is al donker wanneer we bij een kluitje winkels en een Rode Kruis post aankomen (in het Midden Oosten de Red Crescent). We besluiten om de gok te wagen en bij het Rode Kruis aan te kloppen om te kijken of zij misschien een plekje voor ons hebben. We worden warm onthaald en van thee en koekjes voorzien. Eventjes later worden we meegenomen naar een nabijgelegen appartement en krijgen een riante slaapplek toegewezen gekregen. Onze kleren worden gewassen en eventjes later wordt warm eten geserveerd. We slapen als koningen. Reizen in Iran is so easy..

Ontbijt op bed en schone kleren; we zijn klaar voor 15km beukwerk en vervolgens 100km naar beneden rollen tot Teheran. De uitzichten onderweg zijn spectaculair maar we kunnen met al het drukke verkeer weinig wegdromen. Eenmaal Teheran naderende zien we letterlijk en figuurlijk het onheil hangen. Een dikke bruine smoglaag die de bergen opslokt en als een sluier de foeilelijke bruid Teheran bedekt. We zitten vanwege het aanvragen van onze visumverlenginen minimaal een week vast in deze onmenselijke stad. Gelukkig hebben we een puik plekkie gevonden waar we ons gehele verblijf terecht kunnen. Aangenaam gezelschap maakt veel goed wanneer je een week met de bruin gesluierde bruid moet overleven.

Ons verblijf in Teheran bestaat vooral uit veel slapen, films kijken en theetjes drinken met de locals. Rustig wachten totdat we onze verlengingen binnen hebben. Achteraf gezien hadden we dit beter in Isfahan kunnen doen waar het naar horen zeggen veel sneller gaat en een aangenamere stad is om te vertoeven.

Na onze visumverlengingen binnen te hebben zetten we de tocht voort richting Qom. Deze stad staat bekend als de meest heilige van Iran en het wemelt er dan ook van de mullah’s en andere baardliefhebbers. Voordat we ons in de heiligheid mogen onderdompelen moeten we wel eerst een martelaarsdood sterven op de zesbaans snelweg rondom Teheran. Vooral het invoegen is rampzalig. Je kunt net zo goed je ogen dicht doen en op goed geluk doorbeuken. De stroom auto’s is onophoudelijk en doordat je vele malen langzamer gaat dan een auto kun je er niet met voldoende vaart doorheen komen. Uiteindelijk rijden we toch goed en wel Teheran uit. Die zeventig maagden in het hiernamaals moeten het nog maar even zonder ons doen.

We besluiten het fietsverbod voor de snelweg te negeren en fietsen met een big smile over een perfect wegdek. De politie interesseert het allemaal geen moer. In Iran heb je op de meeste trajecten een oude weg lopen die op zich wel ok is maar met een ietwat gebrekkig onderhoud te kampen heeft, en dan loopt er vaak een nieuwe snelweg vlak langs. Op de snelweg zijn trucks over het algemeen niet toegestaan en da’s toch wel bijzonder prettig! Bovendien hebben we op de snelweg een ruimte strook en zodoende is er voldoende ruimte tussen ons en het gemotoriseerde verkeer. Ik kan alle fietsers dan ook aanraden om alle fietsverboden gewoon lekker te negeren.

Het fietsen gaat aanvankelijk heel lekker maar op een bepaald moment draait de wind, gaan we voornamelijk heuveltje op en begint het ook ietwat te spatteren (voor het eerst in Iran). Op zich is dat allemaal niet zo erg natuurlijk maar we hebben nog behoorlijk wat kilometers voor de boeg en zijn traditiegetrouw weer eens veel te laat op pad gegaan. Het is al ruim een uur donker wanneer we Qom eindelijk naderen. Ik ervaar pijnlijke steken in m’n rechterbeen en kom de laatste paar kilometer heel slecht vooruit. Shaun blijkt te kampen met een zeer pijnlijke knie die voor het eerst sinds onze trip begint op te spelen. Hij heeft ooit tijdens een eerdere fietstocht z’n knie geforceerd en sindsdien moet hij oppassen dat hij niet teveel hooi op z’n vork neemt.

Voor Qom hebben we via couchsurfing een adresje weten te regelen. Een vriendelijke meid die samenwoont met haar schoonmoeder en schoonzus. We krijgen een hele kelder tot onze beschikking met overal dikke zachte kussens en, waar Maarten pas echt blij van wordt, een loeder van een boekenkast met een grote hoeveelheid aan Engelse literatuur en honderden National Geographics. De zoon des huizes heeft o.a. filosofie gestudeerd en al z’n boeken achtergelaten. Ons plan was om de volgende ochtend verder te trekken maar bij het opstaan blijkt dat Shaun nog steeds een verschrikkelijke pijn heeft in z’n knie. We besluiten om er minimaal nog een nachtje aan vast te plakken. De vrouwenclub doet haar best om ons zo goed mogelijk te verzorgen en drukt ons op het hart dat we zo lang mogen blijven als we willen. Tweemaal daags wordt er een maaltijd naar beneden gebracht en voor het avondmaal schuiven we gezellig aan. Als er niet voor ons gekookt wordt dan wordt er wel iets voor ons gebreid. Aan het einde van ons verblijf krijgen we een gebreide mobielhoes, een gebreide brillenhoes en ieder een paar gebreide mouwen mee voor als we het koud krijgen op de fiets.

Het zal wel weer even afkicken worden na alle comfort die we genieten. Met name het eten was voortreffelijk. In Iran is het culinaire aanbod ietwat miserabel. Wanneer men thuis eet kan het eten zalig zijn en kom je interessante combinaties tegen. Wat dacht je bijvoorbeeld van kip gevuld met walnoten en granaatappel (het kan ook tegen je werken en dat je als zeer geëerde gast een schapenkop krijgt voorgeschoteld). Buiten de deur eten is echter niet te doen. De keuze is beperkt tot kebab en smakeloze fast food. In de zuidelijke provincies is er gelukkig enige Arabische en Indiase invloed en kun je op straat ook falafel en samosa’s krijgen.

Je zou zeggen dat de leden van de vrouwenclub zeer modern en progressief zijn om zomaar twee vreemde snuiters in huis te nemen. Ik ben er nog steeds niet helemaal uit. Het is sowieso vrij gangbaar voor Iraniërs om vreemdelingen thuis uit te nodigen. Minder gangbaar is het om als vrouw een man uit te nodigen (laat staan twee daarvan) en het is vrijwel ondenkbaar dat vrouwen dat op eigen houtje ondernemen wanneer er geen mannelijk familielid aanwezig is. Nu moet ik er wel bij vermelden dat de schoonmoeder uit Duitsland afkomstig is en sinds jaar en dag in Qom woonachtig en haar dochter naar mijn weten in Engeland is geboren. Aan de andere kant ben ik weinig Iraniërs tegengekomen die zo religieus zijn als zij. We hebben een flink aantal verhitte religieus/politieke discussies waarbij vooral de schoonmoeder, in mijn ogen, zeer controversiële en verwerpelijke standpunten inneemt die me af en toe flink ongemakkelijk laten voelen. Het heeft onder andere iets te maken met een landgenoot van de schoonmoeder. Die ene met dat akelige snorretje.

Adolf Hitler. Wat hebben Iraniërs toch in godesnaam met Adolf Hitler? Ik heb het meerdere malen meegemaakt dat men zich openlijk adolaat uitlaat over Hitler; “He was a man with great leadership skills and truly knew how to govern a country! I know he did some bad little things but still..” of “He hated Jews and so do I!”. Ik sta dan niet met een of andere halve gare te praten maar met iemand die me zojuist getrakteerd heeft op een theetje en me als gast zou willen uitnodigen omdat hij graag zorg draagt voor zijn medemens. Veel Iraniërs zien vanwege hun Arische afkomst (ze roemen zich erop nageslacht te zijn van de uit Noord India afkomstige “superieure” Ariërs waar uiteindelijk ook de eerste Europese beschavingen uit zijn voortgekomen, zo luidt de theorie althans) een verband tussen hen en Hitler en prijzen hem om zijn daadkrachtig overkomen. Ik hoop maar dat het uit onwetendheid voortkomt en dat ze niet echt een goed beeld hebben van waar ze het over hebben. ‘ISRAEL, OUR MUTUAL ENEMY’ zo kwamen we het onderweg tegen op een billboard. Tsja, als je het zo krijgt ingepeperd. Niet dat het nu per se onze wederzijdse vriend is maar toch..

Ons verblijf in Qom valt grofweg samen met de meest heilige periode van het jaar voor de Sjiieten, namelijk die van de asjoera. Tijdens de asjoera wordt gerouwd om de dood van hun Imam Hoessein die vele eeuwen geleden nabij Kerbala is afgeslacht. Overdag bezoeken ze de moskee en de avond wordt afgesloten met emotionele verhalen over de slachtpartij. We hebben het meegemaakt dat een zaal vol mannen plots in huilen uitbarstte bij de zoveelste herhaling van het verhaal. De gelovigen herbeleven in de verhalen het drama over en over. Op straat zie je grote optochten waarbij mannen door middel van zelfkastijding symbolisch het lijden van Imam Hoessein met zich meedragen. Ze slaan zich in een opzwepend ritme op hun borst, bewerken zich lichtjes met kettingen en dragen grote en loeizware tabernakels met zich mee. In Libanon en Irak komt het nog voor dat er messen worden gebruikt en er veel bloed vloeit. Sinds de Islamitische revolutie is dit in Iran echter verboden. Geen idee waarom. Ach, de hele dag een ketting op je rug laten neerkomen zorgt ook wel voor een stukje lijden mee geloof ik.

Uiteindelijk verlaten we Qom pas na een kleine week. Shaun is nog steeds niet helemaal de oude en we moeten maar kijken hoe het onderweg zal gaan. Het is belangrijk om zeer te voorzichtig te zijn en de boel niet te forceren. We hebben immers nog duizenden kilometers te gaan en dan is het natuurlijk zaak dat je in een tip top conditie bent. Vanuit Qom is ons plan om binnen 2 a 3 dagen Isfahan te bereiken. We brengen onze nacht buiten door, zoals gebruikelijk weer eens onder een snelweg tunnel. In Qom hebben we van een vriend een aantal slaappillen gekregen en die komen nu toch wel bijzonder goed van pas. De volgende ochtend staan we vroeg op om er die dag zoveel mogelijk kilometers uit te halen. Shaun gaat zeer langzaam vooruit. Hij heeft nog steeds enorme pijn en we vragen ons af of we misschien niet een bus moeten aanhouden om in Isfahan te geraken. Uiteindelijk komt het antwoord van bovenaf. Bovenaf als in de bestuurder van een grote truck die langzaam naast me komt rijden. Ik kijk omhoog en vraag me af wat die knakker van me wilt. Om de haverklap komt er wel iemand naast je rijden om te vragen waar je vandaan komt, een aantal voor mij onbekende Nederlandse voetballers opnoemt etc. Bijzonder irritant omdat ze het verkeer ophouden en je uit je concentratie raakt. Ditmaal echter geen vragen, alleen een gebaar dat ik in de cabine kan zitten en de fiets achterin de truck. Ik probeer hem duidelijk te maken dat ik geen interesse heb. Hetzelfde moment besef ik me dat het eigenlijk wel ideaal zou zijn voor Shaun als we een lift zouden krijgen naar Isfahan. Ik maak de bestuurder duidelijk dat hij zijn truck aan de kant moet zetten. Meneer gaat helaas niet naar Isfahan maar naar het verderop gelegen Yazd, de stad die we na Isfahan wilden aandoen. We besluiten om de lift toch maar te accepteren. Fietsen achterin, wij in de cabine en volle vaart vooruit. De trucker blijkt een Azeri te zijn en we wisselen een paar woordjes Turks uit. Onderweg rookt meneer een beetje opium om gefocused te blijven op de weg en een paar uurtjes later staan we in de karakteristieke woestijnstad Yazd.

We verblijven enkele dagen bij onze couchsurf host in Yazd. Het is een fijn en rustig stadje om lekker doorheen te dolen. Nauwe steegjes, mooie binnenhofjes, het doet me bij vlagen een beetje denken aan sommige buurtjes in Marrakech. Het is voor ons ook voor het eerst in Iran dat we andere reizigers tegenkomen. De sterke temperatuurwisselingen maken me een beetje van streek. Overdag met het zonnetje kan het oplopen tot 20c en ‘s nachts zit het tegen het vriespunt aan.

De autoriteiten in Yazd schijnen nogal streng te zijn. Zo heb ik me laten vertellen dat onlangs bij een lokale couchsurfer een computer in beslag is genomen en meneer mee moest naar het bureau waar hij twee dagen is vastgehouden en er fysiek geweld tegen hem is gebruikt. De idealogie achter couchsurfing, het ontwikkelen van een wereldwijd gastvrijdheidsnetwerk waar mensen bij locals kunnen verblijven, is niet echt populair bij de autoriteiten die juist de omgang tussen locals en toeristen nauwgezet in de gaten wensen te houden. Vele Iraniërs hebben hier gelukkig lak aan en gaan gewoon door met het uitnodigen van reizigers en zijn bijzonder nieuwsgierig naar nieuws van buitenaf. Voor een reiziger is het enorm waardevol om bij iemand thuis te kunnen verblijven om een beeld te krijgen van hoe mensen leven en ideeën en opinies uit te wisselen. Wij hebben gelukkig niets naars meegemaakt met de autoriteiten. De politie heeft ons lekker met rust gelaten en is behulpzaam geweest bij het vragen naar de weg. We hebben slechts eenmaal een beetje heibel gehad toen we de weg kwijt waren en stilstonden voor wat een gevangenis bleek te zijn. Wisten wij veel. Onmiddellijk kwam er een kerel in burgerkleding op ons af die tegen ons begon te schreeuwen en heftig begon te gebaren dat we op moesten hoepelen en wat al niet meer. Mooi was om te zien hoe passanten zich er mee begonnen te bemoeien en de kerel tot bedaren probeerden te brengen. Uiteindelijk heeft iemand zich over ons ontfermd en is met z’n auto voor ons uitgereden om ons naar het juiste adres te brengen. We beseffen ons uiteraard heel goed dat we met een bijzonder repressief regime te maken hebben en er heel veel onschuldige mensen vastzitten. Wij hebben niemand gesproken die iets goeds kon zeggen over Ahmadinejad en z’n schurkenbende. De meeste jongeren zijn niet alleen klaar met hun president maar ook met de Ayatollah en de geestelijke hypocrisie die als een waas rondom z’n heerschappij hangt. De hunkering naar een transparante democratie is groot en ik merk dat veel mensen de wanhoop nabij zijn. Ze worden mondiger en zijn bereidt om meer actie te durven ondernemen zoals eerder al bleek toen duizenden mensen de straat opgingen om tegen Ahmadinejad te demonstreren. De demonstraties werden bloedig neergeslagen door met name de Basji, de brute paramilitairen, maar ook de bevolking heeft haar tanden laten zien en duidelijk gemaakt dat ze het kotsbeu zijn. Respect!

Na enige dagen hebben we Yazd wel gezien. We maken nog een uitstapje naar een in de woestijn gelegen Zoroastrische vuurtempel waar aanbidders van de profeet Zarathustra zich terugtrekken om te bidden bij het vuur (ze hebben een enorm respect voor vuur omdat het in hun ogen symbool staat voor Ahura Mazda, hun God). De vuurtempel is gesitueerd tegen een bergwand en het levert dan ook schitterende vergezichten op van de eindeloze woestijn.

We besluiten om ook nog eventjes een uitstapje te maken naar Isfahan. Al liftende komen we een paar uurtjes later aan in wat toch wel de mooiste stad van Iran is. Het is er vrij groen, je kunt er fijn wandelen (iets wat je in Teheran bijvoorbeeld echt niet moet proberen) en natuurlijk heb je er een aantal moskeeën en paleizen die zo ongelooflijk mooi versierd zijn met complexe mozaïeken en fabuleuze wandschilderingen. Het is helemaal bijzonder dat je vrijwel alles voor jezelf hebt. Geen grote groepen toeristen die de boel verzieken met hun luid gekwek. Neen, je staat daar gewoon rustig in je eentje te genieten. Totdat er een bemoeizuchtige mullah met je wil kwekken over de Islam. Daar heb ik inmiddels m’n portie wel van gehad..

Inmiddels moeten we toch wel opschieten met het verlaten van Iran. We hebben nog enkele dagen te gaan totdat ons visum verloopt. Vanuit Isfahan gaat het weer terug naar Yazd waar we onze fietsen hebben achtergelaten. Helaas zijn we door de tijdsdruk genoodzaakt om een bus te nemen naar Bandar Abbas vanwaar we de ferry zullen nemen naar Sharjah (Dubai, UAE). Daarnaast heeft Shaun nog steeds last van z’n knie dus is het sowieso verstandig om voorlopig even niet te fietsen.

Aangekomen in Bandar Abbas voelt het alsof we weer in hartje zomer zitten. Het is nog vroeg maar toch al zo’n 18c en het zien van zoveel groen om me heen maakt me blij. Ik heb het wel even gehad met de dorre woestenij. De stad ademt een Arabische sfeer. Veel eetstalletjes op straat, overal luide muziek en veel mensen die gehurkt op straat zitten zoals ik ze overal elders in de Arabische wereld en in India heb zien doen. We hebben wederom voor een paar nachtjes een couchsurf adresje weten te regelen. Onze vriend Mahyar uit Teheran komt ook over en we besluiten om het nabijgelegen eilandje Hormoz te bezoeken waar we een nachtje op het strand doorbrengen. Het is er heerlijk rustig en schoon. We brengen de dagen door met het zoeken naar mooie schelpen en duiken af en toe de zee in die uitstekend op temperatuur is. In de verte zwemmen een aantal dolfijnen en ik besef hoezeer ik behoefte had aan een omgeving waar je niet continu staat te blaffen in smerige dieselwalmen, geen deprimerende betonbouw zover het oog reikt en geen mensenmassa’s die om je heen krioelen. Alleen het lege strand, de zee en een paar uitgelaten dolfijnen die af en toe door de lucht vliegen. Joepie!

We komen in de middag terug van ons eilandje en een paar uur later zitten we dan eindelijk op de boot naar Sharjah. Na een nachtje varen en bijzonder ongemakkelijk geslapen te hebben komen we dan eindelijk in de UAE aan. We worden in een klein gebouwtje gepropt in afwachting van de paspoortcontrole. Eerst de vrouwen, daarna de twee bleekscheten en twee spleetogen en vervolgens de rest van het manvolk. Ik krijg een visum voor dertig dagen, loop alvast naar buiten en verwacht Shaun enkele seconden later te zien. Het duurt langer dan verwacht en ik ga maar weer even terug naar binnen om te checken wat er gaande is. Shaun’s paspoort is in bezit genomen en hij moet wachten. We hebben geen idee wat er aan de hand is. Uiteindelijk mag Shaun de UAE niet binnenkomen omdat hij een visum nodig heeft. Shaun is pissig op mij omdat ik hem de informatie heb doorgegeven dat er geen visum nodig is voor Canadezen. Ik snap er niets van. Heb ik dan echt zo’n blunder gemaakt?! De dienstdoende ambtenaar vertelt ons dat Shaun slechts kan binnenkomen op een business visum en er een bedrijf garant voor hem moet staan. Mijn vriend in Dubai, Shavkat, werkt voor een zeer vermogend bedrijf en ik bel hem op om te vragen of hij ons verder kan helpen. Shavkat kan ons helpen maar het zal wel enige tijd duren eer dat het visum klaar is. Waarschijnlijk pas tegen de avond en dan is het voor ons reeds te laat. Shaun wordt uiteindelijk afgevoerd, terug naar het schip waarmee we gekomen zijn. Ik stap op de fiets richting Dubai om m’n best te doen voor Shaun. Eenmaal achter internet te zijn gekropen kom ik erachter dat Canada ruzie heeft met de UAE en er twee dagen voor onze aankomst een visumplicht voor Canadazen is ingesteld. Al onze plannen lopen hierdoor geheel in de soep. Uiteindelijk weten we het visum voor elkaar te krijgen maar voor Shaun is het helaas te laat. Hij is reeds met het schip onderweg terug naar Bandar Abbas. Ik maak me ernstige zorgen wat er met hem zal gebeuren bij aankomst. Hij heeft immers ook geen geldig visum meer voor Iran. Gelukkig kan hij ter plekke een soort van on-arrival visum regelen. Iets wat doorgaans zeker niet mogelijk is. Hij mag echter niet met het schip terugkeren en dient zodoende een vlucht te boeken van Bandar Abbas naar Dubai. Helaas is het business visum voor de UAE slechts voor twee weken en Shaun moet naast het aanvragen van een Indiaas visum (wat ongeveer 2 weken in beslag neemt) ook nog eens een nieuw Canadees paspoort aanvragen omdat z’n visumpagina’s op zijn. Lastige situatie! We zijn nog aan het kijken wat Shaun nu het beste kan doen. Uiteindelijk moet de trip weer worden voortgezet in Mumbai. Mijn visum voor India is hopelijk over een paar dagen klaar. Ik vlieg dan alleen naar Mumbai waar ik een rendez-vous heb met m’n senorita en enige tijd later Shaun hoop te verwelkomen. Gotta keep them wheels rollin’………………

Maarten

ps. en ja hoor, je mag gewoon lachen naar een Perzische schone.. alleen wel even uitkijken dat haar echtgenoot, broer of vader er niet naast loopt want dat kan nogal wat heibel opleveren